Opinie
Bourgeois krijgt geen greep op dossier tweede pensioenpijler
Op 14 oktober bracht ik de problematiek van een twee pensioenpijler voor contractuele personeelsleden van lokale besturen al onder de aandacht via een actuele vraag in de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement. De concrete aanleiding was toen het initiatief van VVSG en de vakbonden om de vlucht vooruit te nemen en alvast met een systeem te starten in afwachting van een federale kaderwet over deze materie. Ik drukte toen mijn bezorgdheid uit over het niet betrokken zijn van de Vlaamse Regering bij dit initiatief. Nochtans is het initiatief een uitvoering van een akkoord dat in 2008 gesloten werd in het comité C, waarvan Geert Bourgeois als minister bevoegd voor bestuurszaken de voorzitter is. Bovendien was het onduidelijk wat er met contractuele personeelsleden van provincies, maar bijvoorbeeld ook intercommunales zou gebeuren. In zijn antwoord toonde de minister zich voorstander van het initiatief en verwees hij naar de gemeentelijke autonomie die hij in deze ten volle wou laten spelen. Uit een artikel in De Tijd van 23 februari 2010 bleek federaal minister van pensioenen Daerden ondertussen een wetsontwerp klaar te hebben dat een kader schetst voor de tweede pensioenpijler bij alle overheden van ons land. Wat daarin meteen opvalt is de sterke beperking van de gemeentelijke autonomie die minister Bourgeois net zwaar benadrukte. Zoals het er op dit moment naar uitziet, zal een minimum van 1% van de loonmassa gereserveerd moeten worden voor deze tweede pensioenpijler. Als het gaat over de gemeenten, kan dit percentage nog opgetrokken worden in het regionaal subcomité voor Vlaanderen. Op niveau van de gemeente zelf wordt echter elke bijkomende inspanning afgeblokt. Daartegenover staat dat “overheidsinstellingen”, zoals intercommunales, wel de vrijheid krijgen om daar iets bovenop te doen. Dit gaat duidelijk in tegen de gemeentelijke autonomie. Verder worden ook een reeks voorwaarden opgelegd voor de technische uitwerking van het systeem. Zo mag het aanvullend pensioen enkel uitbetaald worden als rente en niet als kapitaal en mag het enkel met patronale bijdragen worden gefinancierd. Bij de financieringswijze kan men kiezen tussen een omslagstelsel of een collectieve kapitalisatie. Individuele kapitalisatie mag niet. De overheden kunnen wel kiezen tussen een systeem dat steunt op een vaste bijdrage of op een te bereiken doel, waarbij de bijdrage in functie daarvan kan worden aangepast. Bij een vaste bijdrage moet het minimumrendement 3,25 % bedragen. Tenslotte wordt ook de tendens bij de gemeenten om contractueel personeel vlak voor het einde van hun loopbaan vast te benoemen, die daardoor recht krijgen op een volledig ambtenarenpensioen, aangepakt. Dit was nodig om het failliet van de RSPPO te vermijden. Lokale besturen die deze ‘truc’ nog verder uithalen, zouden zelf moeten opdraaien voor de meerkost. Uit het antwoord van minister Bourgeois, blijkt duidelijk dat hij sinds mijn eerste interventie hierover in oktober, nog steeds geen greep heeft op het dossier. De coördinerende rol ter ondersteuning van het initiatief van VVSG blijft uit en ook met de federale regering is er bitter weinig communicatie over dit dossier, ondanks de zware impact ervan op niet alleen de lokale besturen, maar ook de Vlaamse overheid zelf. De grote vragen blijven dus:
Allemaal vragen die wijzen op de noodzaak aan een minister die zijn verantwoordelijkheid opneemt en niet zomaar aan de zijlijn blijft staan in de hele discussie. Zodra het wetsontwerp van minister Daerden officieel openbaar gemaakt wordt, zal minister Bourgeois kleur moeten bekennen… |
||
Gepubliceerd op: 09-03-2010 |
||
![]() ![]() ![]() ![]() |
||